|
Achterlijf; achterste deel van de twee belangrijkste
lichaamsdelen van de spin.
|
|
Na de IJstijd gevormde (lage) westerlijk
deel van Nederland; bestaande uit klei, laagveen en duinen.
|
|
Kleine uitsteeksel boven de spintepels,
waar de anus eindigd.
|
|
Gesklerotiseerd uitsteeksel aan de ♂-palp (zien er uit als bokshandschoentjes). Het diend voor verankering en geleiding tijdens de paring.
|
|
Met lucht gevulde ruimte die een stapel
sterke doorbloedde bladen bevat, met de opening aan de onderkant van het achterlijf.
|
|
Mannelijke palp-orgaan die een deel van de palptarus zijn en die vast zitten aan het cymbium.
Ze bestaan uit een aantal sklerieten die van elkaar en van het cymbium gescheiden zijn door maximaal drie haematodochae en
ze bevallen het zaadreservoir van waaruit het zaad via de zaadleiders door een opening in de embolus naar buiten komt.
|
|
Kamvormige rij haren op metatarsus IV van
cribellate spinnen.
|
|
Deel van de exoskelet dat het cephalothorax
aan de bovenkant bedekt.
|
|
Voorste deel van de twee belangrijkste lichaamsdelen
van de spin. Wordt ook wel kopborststuk genoemt.
|
|
Kaken; elk bestaat uit een basaat en de
gifklauw.
|
|
Harde stof; lineaire homopolysacchariden,
chemisch verwant aan zetmeel. Het (exo-) skelet van insecten en spinnen bestaat hier voornamelijk uit.
|
|
Het gebied tussen de voorste oogrij en de
voorrand van het carapax.
|
|
Bij sommige spinnen aanwezig klein, vlak
voor de voorste spintepels geplaatst, aanhangsel.
|
|
Min of meer vliezige structuur van de ♂-palp die de embolus bij de paring ondersteund en geleidt.
|
|
(mv. coxae) Eerste pootlid (dichst bij het lichaam); bij de palp gemodificeerd tot
maxilla.
|
|
Dit orgaan produceerd spinsel. Het ziet
eruit als een dwars plaatje vlak voor de spintepels. Komt alleen voor bij cribellate spinnen (samen met calamistrum).
|
|
De verbrede uitgeholde tarsus van de mannelijke
palp, waarbinnen de bulbus (palp-organen) vastzit.
|
|
Oosterlijk hoger gelegen deel van Nederland,
ontstaan aan het einde van de IJstijden.
|
|
Verst van van het lichaam of verst van het
punt van de hechting.
|
|
|